Een ingekorte, en sterk bewerkte versie van dit
verhaal is verschenen onder de titel "Wandelen op la Palma- Duizelingwekkend
diep en mooi" in het septembernummer 1998 (Wandelen op eilanden & langs kusten)
van het tijdschrift Op Lemen Voeten. Delen van de beschreven tochten kunnen ook als dagtochten gedaan
worden.
Door lavagruis naar de San Antonio
De afgelopen nacht kampeerden we buiten het dorpje
Fuencaliente, waar we gistermiddag met de bus aankwamen vanaf het vliegveld. Fuencaliente
ligt aan de zuidpunt van het eiland. Onze groep bestaat uit Joke, Leny, Nico en ik.
Vandaag willen we beginnen met een ons voorgenomen voettocht over dit eiland. La Palma is
het meest Noordwestelijk eiland uit de Canarische eilandengroep. Door zijn ligging ver van
het droge vaste land, valt er hier meer regen dan op de andere eilanden van de archipel.
Het eiland is dan ook veel groener dan de andere eilanden.
Nadat we de tenten afgebroken hebben en onze rugzakken ingepakt hebben,
nemen we een ontbijt in het café in het dorp. Daarna lopen we vanuit het dorp in de
richting van de grijze top aan de zuidpunt van dit eiland. We willen de vulkaan San
Antonio op. De beklimming zal niet meer dan een wandeling worden, want de wand van de
vulkaan is uit los vulkanisch gruis opgebouwd en mist daardoor de steilheid van echte
bergen. De San Antonio is nog erg jong, hij is pas in 1667 bij een uitbarsting ontstaan.
Even ten zuiden van de San Antonio is in 1971 een nieuwe vulkaan ontstaan, de Teneguia.
Als we het pad naar de San Antonio oplopen voel ik de straffe wind. Het
waait behoorlijk en ik moet me tegen de wind in tornen. Ik houd mijn rugzak van de wind
afgewend, anders word ik weggeblazen. Zo Scheeflopend kom ik op het hoogste deel van de
vulkaan. In de krater van deze vulkaan groeien wat struiken, maar het grootste deel is
kaal vulkanisch gruis. Aan de andere zijde volgen we het pad naar beneden. We kijken nu
uit op een aswoestijn. Alleen beneden ons, aan de Westkust zie ik een bananenplantage.
Door de aswoestijn lopen een paar onverharde wegen en langs een van de wegen zien we nog
de restanten van de wijncultuur : verlaten velden met oude druivenstruiken. We dolen nog
enige tijd door dit maanlandschap. Het landschap vind ik erg mooi en ik maak er een aantal
foto's van.
Ondertussen zijn de wolken zich samen gaan pakken boven ons. Het is
kerstvakantie en in die periode kan het ook op de Canarische eilanden regenen. We hopen er
maar het beste van.
Nu we dit woestijnlandschap gezien hebben, willen we naar de westkant
van het eiland zien te komen. We dalen via een ander pad af en we moeten daarbij over
enige grote stenen naar beneden klauteren. Dan komen we in redelijk vlak en gecultiveerd
landschap aan de westkant van het eiland. Er loopt een betonnen plaat voor ons uit,
waarover we gemakkelijk vooruit kunnen komen. Het is een overkluisd irrigatiekanaal en het
loopt daardoor bijzonder vlak. Een prima voetpad na dat geklauter naar beneden.
Het is het gaan regenen en daarom hebben we onze regenkleding
aangedaan. We lopen weer verder over de betonnen buis. Het gaat steeds harder regenen. We
zijn inmiddels bij de asfaltweg aangekomen, die aan de Westkant van het eiland van
Fuencaliente naar het Noorden gelopen. We lopen al een half uur en het regent nog steeds.
We zijn drijfnat, als we een lift krijgen van een passerende auto. Deze brengt ons naar
Los Llanos de Aridane, een dorpje even ten zuiden van de uitgang van de grote krater.
Drie dagen lopen door de caldera
Gistermiddag zijn we na ons lift in een café in het
dorp Llano beland. We konden droge kleren aandoen en we hebben enkele uren onze
regenkleding laten drogen over stoelen. Door het drinken van warme koffie en chocola
kwamen we weer bij.
Toen het buiten droog werd, hebben we onze rugzakken weer opgepakt en
zijn over een paadje in de Barranco de las Augustias gekomen. Deze kloof vormt de
"uitgang" van de krater. In een tuintje van een verlaten huisje konden we onze
tenten neerzetten. Die avond genoten we van de uitzichten door de kloof op de ondergaande
zon boven de zee. De lucht kleurt heel mooi rood tussen de laatste wolkenpartijen.
Het weer ziet er vandaag goed uit. We willen de krater ingaan. De
krater van de Taburiente is een van de grootste krater in de wereld, na die van de
Ngorongoro in Tanzania (20 km doorsnede) en de Menengai in Kenya. Toen de Spanje in 1492
La Palma in bezit namen, noemden ze deze krater de Caldera. Later werd de naam caldera de
algemene naam voor een depressie binnen in een vulkaan. De omtrek van de Caldera de
Taburiente is 10 km.
We volgen de asfaltweg, die vanuit het Westen door de kloof naar de
Caldera gaat. Na een kwartier lopen komen we bij een bord, dat aangeeft dat we in het
"Parque National de la Caldera de Taburiente" binnengaan. Er blijkt, dat we een
toegangsbewijs nodig hebben en dat is alleen te verkrijgen in LLano. Wat een tegenslag !
Nico besluit terug te lopen naar het dorp om dit bewijs te gaan halen.
We hebben een paadje ingeslagen vanaf de weg, dat langs de beek loopt,
die uit de Caldera stroomt. Het is mogelijk geen officieel pad, maar we hoeven nu niet
steeds langs de weg te lopen. Na enige tijd wordt het pad onduidelijk. Door van steen naar
steen te springen kunnen we verder komen langs de beek. We hadden natuurlijk terug kunnen
gaan, maar we komen toch verder in de Caldera. We zien nu de bijna twee kilometer omhoog
rijzende kraterwand om ons heen lopen. Binnen die kraterwand is weer een volledig
berglandschap waar te nemen.
In de middag vinden we een gemakkelijker pad, waardoor we verder in de
Caldera komen. Aan de oever van een van de beken zetten we die middag onze tenten neer. De
lucht is strakblauw en we staan op mooie rustig plek. Er is ook geen mens te bekennen in
de wijde omgeving.
Het is de derde dag van ons verblijf in de Caldera. We volgen een pad,
dat aan de (Oostelijke) binnenkant van de krater loopt. Links, boven ons torent de hoge
kraterwand uit en rechts, kijken we uit op het berglandschap in de Caldera. We konden over
dit pad redelijk goed doorlopen, omdat het niet al te moeilijk was.
Onze hoop om op te kunnen schieten, wordt opeens kleiner. We zijn op
een gevaarlijke plek uitgekomen. Het pad is ondermijnt, een deel van het pad is naar
beneden geschoven en ligt langs de helling rechts onder ons. Het is belangrijk hier
voorzichtig te bewegen, maar ook niet te lang op één steen te blijven twijfelen. Eerst
loopt Nico voorzichtig over het losse gruis naar de overkant van het "gat". We
houden onze adem in. Dat gaat goed. Ook de twee vrouwen weten, voorzichtig op wat groter
stenen steunend, de overkant zonder een schuifpartij te bereiken. Ondertussen zie ik wel
heel veel kleine steentjes naar beneden rollen. Nu is het mijn beurt. Met knikkende
knieën loop ik ook over de losse helling en bereik ik de overkant.
De rest van de dag is het pad goed. Als we 's middags bij de asfaltweg
komen, volgen we deze weg om de Caldera weer uit te komen. We willen na drie nachten
wildkamperen weer terug naar de bewoonde wereld. In het dorpje Llano trachten we met zijn
vieren te liften. Dat lijkt onmogelijk, maar we krijgen een lift van iemand, die naar
Santa Cruz gaat. Met de auto rijden we door een tunnel onder de Cumbre Nueva, de hoge
graat die van Noord naar Zuid over het eiland loopt, door naar de hoofdstad van het
eiland.
Naar de kraterrand en dan naar het noorden van het eiland
Het is Oudejaarsdag. Gisteravond hebben we in Santa
Cruz lekker gegeten en gedronken, omdat Nico jarig was en daarna in een klein hotelletje
geslapen. Vanmiddag hebben we door het centrum gekuierd en hebben we regelmatig een
terrasje aangedaan. We zijn dus goed uitgerust. Nu willen we weer enkele dagen gaan lopen.
We willen de Oudejaarsavond op de kraterwand doorbrengen. Mogelijk
kunnen we van die hoogte genieten van het vuurwerk in Santa Cruz. We weten dat het op twee
kilometer hoogte een stuk kouder zal zijn dan aan de kust, maar we hebben goede donzen
slaapzakken. Op de kaart is een hutje getekend op de kraterwand, dicht bij de plek waar de
asfaltweg van beneden op de rand komt. Als het echt niet gaat, kunnen we misschien daar
overnachten.
Om 4 uur 's middag houden we een taxi aan en vragen hem ons naar boven
te brengen. Met eindeloos veel slingers draait de asfaltweg naar de 2000 meter hoge
kraterrand. We zien Santa Cruz in de diepte steeds kleiner worden. Op de plek waar we
uitstappen, zien we het kleine hutje staan. De deur is potdicht en we zien geen
mogelijkheden er in te komen. We zullen onze tenten dus toch op moeten zetten.We doen dat
een paar meter vanaf de rand van de caldera. Het uitzicht over de caldera is schitterend,
in de diepte zien we het pad lopen, dat we een paar dagen geleden liepen.
Na de maaltijd begint het snel frisjes te worden. We zijn benieuwd of
we de jaarwisseling nog buiten onze slaapzakken kunnen meemaken. Als het om 11 uur nog
maar twee graden boven nul is, besluiten we niet langer te blauwbekken. Er is ook geen
enkel uitzicht op mooi vuurwerk, want als we naar de lucht boven Santa Cruz kijken is
daarvan niets te bekennen. We wensen elkaar het allerbeste in het nieuwe jaar en kruipen
snel in onze slaapzakken.
Op nieuwjaarochtend is het om 8.00 uur nog koud. Het heeft de afgelopen
nacht gevroren, maar ik heb er geen last van gehad, ook Nico niet. De twee vrouwen
mopperen wat, zij hebben het in hun tent toch wel onplezierig koud gevonden. Nico
bagatelliseert dit, wat bij Joke en Leny wat wrevel veroorzaakt. Die ochtend volgen we de
asfaltweg over de kam naar het hoogste punt, de Roque de los Muchachos op 2423 m. Omdat op
deze hoogte de lucht bijna altijd wolkenloos is - de meeste wolken hangen lager aan de
noordoostkant van het eiland - staat er op deze plek een internationale sterrenwacht. De
uitzichten over de caldera en de rest van het eiland blijven mooi.
Er is nog steeds wat onrust in de groep, Nico en de 2 vrouwen reageren
stekelig op elkaar. Nico is niet tactisch geweest. We willen via een pad aan de Noordkant
van de krater naar de kust teruglopen. Op de kaart is een klein paadje naar beneden
getekend, dat halverwege de helling in een weg zou moeten overgaan. De Noordkant van het
eiland lijkt ons wel de moeite waard. Doordat de aanvoer van vochtige lucht naar het
eiland meestal met de Noordoostpasaat plaatsvindt, is dit deel van het eiland vele malen
groener dan de Zuidpunt.
We vinden een klein paadje aan de noordkant van de asfaltweg, als we
dezelfde weg teruglopen vanaf de sterrenwacht. Het pad loopt langzaam naar beneden. Na een
half uur lopen wordt het pad nogal onduidelijk, het is niet zeker of we op een echt pad
lopen of op een afvoergoot voor water. Het gaat wel naar beneden in de goede richting.
Omdat het einde van de dag nadert moeten we binnen redelijke tijd een kampeerplek voor
onze tenten zoeken. Dat blijkt steeds moeilijker te worden, omdat de helling geen enkel
vlak stuk heeft. Misschien hadden we wel terug moeten keren, maar de besluitvorming
hierover heeft door de onderling wrevel niet goed plaatsgevonden. Het pad is nog
onduidelijker geworden. Nico wil verder omlaag, omdat hij denkt dat lager misschien nog
wel kansen zijn om te kamperen.
We moeten over een muurtje klauteren. Nico gooit zijn rugzak vast over
dit muurtje heen. Zijn worp geeft de rugzak echter net iets teveel vaart. De rugzak rolt
door en omdat de helling naar beneden toe toeneemt, zien we de rugzak in de diepte
verdwijnen. Ik herinner mij het verhaal van Nico, dat dit hem ook eens in de Pyreneeën is
overkomen. We zijn ontdaan, want in de rugzak van Nico zit één tent en die zijn we voor
deze nacht nu kwijt. Wat nu ? We moeten toch maar verder naar beneden, we zijn nu al
voorbij het punt om terug te keren. De helling is een puinhelling en als wij afdalen,
schuiven steentjes en stenen met ons mee. Ik ken dergelijke Geröllhellingen van de Alpen
en ik weet, dat je er zo ontspannen mogelijk over moet afdalen. Als je je lichaam te dicht
bij de helling brengt, glij je sneller naar beneden. Ik probeer rustig stap voor stap naar
beneden te lopen. Zo langzamerhand begint het schemerig te worden, we moeten ook wel
opschieten. Joke is in paniek geraakt en roept, dat ze dood gaat. Nico stelt haar gerust
en neem haar aan de hand mee naar beneden.
De steile helling zijn we gelukkig voorbij en er wordt opnieuw een pad
zichtbaar. We kunnen niet te lang door blijven lopen, want het gaat nu echt donker worden.
We missen echter een tent. Daarom besluiten we deze ene tent deze nacht maar als een deken
te gaan gebruiken. Op een breder deel van het pad leggen we onze matjes en slaapzakken
uit. Het is droog weer en als we na de maaltijd in onze slaapzakken onder de tent kruipen,
valt het leed nogal mee. Nico en ik worden verrast door de twee vrouwen, zij blijken 2
kleine flesjes sterke drank in hun rugzak verstopt te hebben. Na meer dan een week
vakantie op dit eiland, worden ze nu te voorschijn gehaald.
Die nacht slaap ik onrustig, omdat de ondergrond helt. Voorbij mijn
voeten begint een helling naar beneden en ik glij steeds weg. Door mijn voeten tegen een
steen klem te zetten voorkom ik wegglijden, maar het is niet echt een ontspannen houding
om in te slapen.
De volgende dag is de stemming in de groep gelukkig
beter. We zijn er alle vier van overtuigd, dat we onze tocht nu goed kunnen voortzetten,
want er is nu een goed pad. Nico en ik gaan proberen zijn rugzak te redden. We zien hem
liggen, hij blijkt schuin boven ons op de helling tot stilstand te zijn gekomen. Na tien
minuten klauteren zijn we bij de rugzak. De schade valt mee, zijn pannetjes hebben wat
deuken op gelopen. De tent en alle andere spullen zijn nog bruikbaar.
Die ochtend lopen we over goede paden naar de asfaltweg aan de
noordzijde van het eiland. 's Middags lopen we een groot deel over deze weg. De weg maakt
veel bochten, omdat de noordkant van het eiland uit een groot aantal barranco's bestaat,
die vanaf de vulkaan naar de kust lopen.
Als we in het dorpje Barlovento komen, zien we dat de weg weer in een
grote boog om een barranco heenslingert. Op de kaart zien we een klein paadje, dat door de
barranco naar de overkant gaat. Maar ook dit paadje blijkt ons tegen te vallen. Het is
langzamerhand overgroeit door bramenstruiken. Er is dus wel een pad, maar de plaatselijke
bevolking heeft het pad waarschijnlijk al in geen jaren gelopen. Als we halverwege zijn,
zijn we behoorlijk gehavend. Ook nu weer blijkt, dat terugkeren geen zin heeft en daarom
proberen wij, terwijl we de bramentakken zo veel mogelijk wegduwen, voort te gaan. Als we
weer op de asfaltweg zijn, volgen we deze nog enige tijd.
Die middag komen we in een plaatsje, waar we een busje naar Santa Cruz
kunnen nemen. Na de doorgebrachte "ontberingen" willen we gaan genieten. We
hebben besloten onszelf voor één nacht te verwennen en boeken daarom kamers in de
Parador Nacional in Santa Cruz. Die avond genieten we op ons balkon van het uitzicht over
de zee en de heerlijke maaltijd elders in het dorp.
literatuur
Fred Triep en Mieke Scharloo
Wandelen op la Palma. Duizelingwekkend diep en mooi
Op Lemen Voeten, nr 4 (1998)
Deze pagina is het laatst aangepast op vrijdag
12 maart 2004.
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een email: