Hoe een zoektocht naar een tijdelijk huis op de
Azoren een zoektocht naar mijzelf werd
Corvo
“Willen jullie de krater
zien”, vraagt de man van het bestelbusje. We zijn zojuist uit het bootje Ariel
van de Atlantico Line gestapt, die ons in driekwartier van het eiland Flores
naar het eiland Corvo bracht. Vier andere toeristen, twee Fransen en twee
Portugezen, hebben aangegeven dat ze met hem meewillen.
“Als we de krater zonder wolken willen zien, dan moeten we nu meegaan”, zegt
Margriet.
Ik had er over de verharde weg naar toe willen lopen, maar dan zijn we
waarschijnlijk te laat om nog wat te zien. Even later rijden we in het busje
naar de 600 meter hoge vulkaankrater. Tijdens onze rit omhoog krijgen we mooie
uitzichten te zien op de zee en het eiland Flores. Flores en Corvo vormen de
westelijke groep eilanden van de zeven eilanden tellende archipel Azoren, een
eilandengroep enkele honderden kilometers ten westen van Lissabon.
Dat de vulkaan in de loop van de dag verdwijnt achter een wolkendek, wordt al
snel bewaarheid. Voordat we bij de kraterrand zijn, rijden we een dichte mist
in. Op de kraterrand stappen we uit en daar lopen we enkele meters omhoog over
de rand. In de krater heerst een witte massa; de twee meertjes die op de
kraterbodem te zien zouden moet zijn, worden niet zichtbaar.
Die middag lopen we door
Vila Nova, het enige dorp op het eiland. Er wonen 425 mensen op het eiland, die
in de winter soms enkele dagen geïsoleerd leven van de andere eilanden als het
stormt. Dan valt eerst de boot uit, die levensmiddelen brengt en daarna het
vliegtuig. In het oude gedeelte van het dorp ruiken we regelmatig de “lucht” van de
varkens. Veel inwoners hebben een varkenskot onder hun huis. Ook komen we
tijdens onze klim over de helling oude huizen tegen, die verlaten zijn.
Regelmatig zijn er in het verleden eilandbewoners naar het grote eiland Sao
Miguel of het vastenland vertrokken, omdat er geen toekomst was. De verlaten
huizen zijn niet opgeruimd.
We hadden
gehoopt hier een huisje te vinden waar we over 2 a 3 jaar enige tijd (twee tot
drie maanden) zouden kunnen wonen. Om daar te schrijven, in de afzondering van
de dagelijkse leefomgeving in Amsterdam en Zwolle. Maar het lijkt ons toch geen
ideale plek om te wonen, ook niet voor korte duur.
“Nou, ik vind
het op Flores veel leuker dan op Corvo”, zegt Margriet, “Daar heb je veel meer
mogelijkheden om jezelf bezig te houden”.
“Ja, maar we
komen toch ook voor de rust en de geïsoleerdheid om ongestoord aan onze
schrijfwerkzaamheden te kunnen werken?” antwoord ik.
“Dat is ook wel
zo, maar we moeten ons ook af en toe ontspannen en dan kan een korte wandeling
goed doen”, zegt Margriet.
“Ja, daar heb
je helemaal gelijk in”, zeg ik, “ik geloof ook niet dat ik op dit eiland 2 of 3
maanden wil zitten”.
Drie en half jaar geleden,
tijdens een kerstvakantie, was ik met Marianne, een ander vriendin, op de Azoren.
We bezochten toen de eilanden Sao Miguel, Faial, Pico en Terceira. Toen lazen we
in mijn reisgids van Bradt over het eiland Corvo, het meest noordwestelijke
eiland van de archipel. In onze drie weken durende reis konden we geen tijd meer
vinden om dat geïsoleerde eiland te gaan bezoeken. Het zou ook te riskant zijn,
als na aankomst op het eiland, het vliegverkeer door de winterstormen twee weken
gestremd zou zijn. Mijn manager zou het niet leuk vinden als ik een week te laat
op school terugkwam.
Het leek mij
een ideaal eiland om mij na mijn werkperiode drie maanden terug te trekken en te
gaan schrijven. Wat ik zou gaan schrijven? Onder andere de roman afschrijven,
waar ik al een tijd mee bezig was. Boeken schrijven over planten en wandelingen,
de basis er voor stond al op mijn websites. Maar zou daar wel een doelgroep voor
zijn? Hoewel mijn Wandelwebsite en Botaniewebsite redelijk wat bezoekers per dag
trekt, vraag ik mij ook af of er behoefte is aan een boekvorm van de
gepresenteerde kennis.
Nu, in de zomer
van 2009, ben ik weer terug op de Azoren. Via Lissabon zijn we vanuit Amsterdam
naar de plaats Horta op het eiland Faial gevlogen. Daar hebben we twee dagen
rondgekeken en ondertussen bij de Azoreens luchtvaartmaatschappij SATA een
retourticket voor vluchten naar Flores geboekt. We hebben eerst nog geprobeerd
met de boot naar het meest westelijke eiland te reizen, maar de bootdienst van
Horta naar Flores blijkt zeer onregelmatig te zijn en niet in ons reisschema te
passen. We besloten een week voor het eiland Flores te nemen, met daarin 1 dag
voor Corvo, dat met de boot bereikbaar is vanuit de grootste plaats Santa Cruz
das Flores.
Tijdens onze terugtocht met
de Ariel naar Flores, denk ik nog eens na over mijn oorspronkelijke plannen om
op Corvo een huis te huren. Misschien is Flores toch veel aangenamer. Ik krijg
niet veel tijd om er over na te denken, want Margriet roept::
“Kijk daar
springen dolfijnen!”.
IK kijk op en zie in de
verte twee dolfijnen achter elkaar boven het water uit springen. Wat een mooie
beesten! De hele terugtocht blijf ik gespannen over het water kijken, maar ze
komen niet meer te voorschijn.
Flores
Een huurauto meekrijgen,
zonder een handtekening te zetten? Dat kan bij supermarkt Braga & Braga in Santa
Cruz das Flores.
“Maar hoe zit
het dan met de verzekering?”, vraag ik.
“Och”, zegt de
baas van het bedrijf, “ Er rijden hier zo weinig auto’s op dit eiland, er
gebeuren bijna nooit ongelukken.”
“Ja, maar stel
nu ….”, wil ik inbrengen, maar de man geeft aan dat we even moeten wachten.
“Ik moet wel
even een auto regelen”, zegt de man, “Want ik ben er momenteel doorheen”.
Een vrouwelijke
medewerker achter een beeldscherm pleegt wat telefoontjes. Tien minuten later
komt de baas met de sleutels van een Honda Lupo automaat aanzetten. De huur is
30 euro per dag, onafhankelijk van het aantal kilometers. We geven aan, dat we toch
een verzekering willen, maar hij haalt daarvoor zijn schouders op.
"Hier hebt u de sleutels”,
zegt de man, “Ik zie u over een paar dagen wel weer terug. Betalen kunt u na
afloop”.
Verrast door zo veel vertrouwen, stappen we de huurauto in. Naar ons rijbewijs
heeft de man niet gevraagd.
Gistermiddag zijn we op het
eiland Flores, dat ongeveer de grootte van Texel heeft, aangekomen. We hebben
een hotelletje op 200 meter van de luchthaven gevonden. We hoefden dan ook geen
taxi te nemen. We slapen in het elfhonderd inwoners tellende stadje Santa Cruz,
de “hoofdstad” van het eiland. Het stadje ligt ingeklemd tussen de
start/landingsbaan van de luchthaven aan de westkant en de zee aan de oostkant.
We hebben het afgelopen etmaal geen last gehad van de vliegtuigen, gisteren
waren er maar 5 vluchten van en naar het eiland, eén vlucht van het eiland
Terceira, drie vluchten van Ponta Delgada op Sao Miguel (waarvan er 2 ook Horta
op Faial aandeden) en eén enkele vlucht van Horta.
Om het eiland
te kunnen zien besloten we vanochtend een huurauto te gaan zoeken. Het
autoverhuurbedrijf op de luchthaven had geen auto’s meer vrij. Ook de garage
tegenover de luchthaven had de eerste week geen huurauto’s beschikbaar. In onze
reisgids werd nog een verhuurbedrijf genoemd, dat naast de supermarkt zou moeten
liggen. De supermarkt lag in een straat met bedrijven, die evenwijdig aan de
luchthaven liep. Naast de supermarkt konden we geen verhuurbedrijf vinden, maar
toen we de supermarkt binnen liepen spraken we een man aan, die met een grote
map onder zijn armen rondliep. Dat bleek een schot in de roos, hij was de baas.
“Ik ben toch
wel blij, dat we een verzekering genomen hebben”, zeg ik.
“Ja, ik ook,
want als we door pech in een greppel rijden, kunnen we ook al veel schade
oplopen”, zegt Margriet, terwijl ze tegelijkertijd de knalgele auto de
kronkelige bergweg omhoog stuurt.
Op onze twee
dag van het verblijf op dit eiland gaan we eerst wat sight seeing doen. Aan het
einde van de week kunnen we dan de dagwandelingen gaan doen, die in onze gidsen
staan. We rijden door het binnenland van Flores naar de westkant van het eiland.
Voordat we daar de zee bereiken, willen we de negen meren (Lagoas) in het
binnenland bekijken.
Halverwege het
eiland slaan we linksaf naar Lagoa da Lomba. Over een halfverharde weg bereiken
we het kratermeer. De zichtbaarheid van het meer verandert steeds, het ene
moment kunnen we het goed zien en het andere moment hangen er dichte
mistslierten. Dat merken we ook bij de andere acht meren in het binnenland, waar
we langs rijden. Lagoa Funda en Lagoa Rasa bezoeken we twee keer, tijdens de
eerste keer rijden we over een kam tussen de twee meren en zien we alleen twee
witte hellingen, die in een grijs-wit gat naar beneden lopen. Maar later op de
dag zien we ook twee meren, hoewel niet helemaal. Aan het eind van de middag
komen we weer in Santa Cruz aan, het is hier volledig helder. Maar de straten
zijn wel nat, het moet dus geregend hebben. Vlak bij ons hotel vinden we een
natuurzwembad onder aan de kliffen, waar we nog heerlijk in de zon kunnen
zitten.
We hebben onze gele Honda Lupo bij café restaurant Esplanade in Fajal Grande aan de westkust van het
eiland Flores gezet. Dit is de meest westelijke plek van de Europese Unie.
Eergisteren zijn we hier lopend aangekomen, toen we een voettocht langs de
zuidwestkant van het eiland gemaakt hebben. We liepen toen van Lajedo aan de
zuidwestpunt van het eiland over een kustpad naar Faja, dat ongeveer halverwege
de westkant van het eiland ligt. De ongeveer acht kilometer lange wandeling kon,
volgens onze Duitstalige gids, in 3,5 uur gelopen worden. Maar wij deden er 4,5
uur over, omdat delen van het pad modderig en spekglad waren. Toch genoten we
van de tocht, omdat we regelmatig mooie uitzichten op de kust hadden. Gisteren
hebben we een rustdag aan het stenige strand van de zuidkust gehouden.
Vandaag willen
we het kustpad aan de noordwest kant van het eiland lopen, van Faja Grande naar
Ponta Delgada aan de noordoostpunt van het eiland. Het pad loopt boven steile
klifhellingen en kan bij gladheid gevaarlijk zijn. Daarom hebben we van te voren
met elkaar afgesproken, dat we terugkeren als het te riskant wordt. Maar eerst
lopen we een stukje asfalt van ongeveer 1,5 km naar het kleine dorpje Ponta. In
onze Duitstalige gids hebben we ook gelezen, dat er in dit dorp nogal wat
buitenlanders wonen, die huizen gekocht of gehuurd hebben van de oorspronkelijke
bewoners, die vertrokken zijn. Wij willen ook kijken of we hier een huis voor
enige tijd kunnen huren.
We lopen Ponta
binnen. Bij een van de eerste huizen zit een oude man op een balkonnetje op de
eerste verdieping rustig een boek aan het lezen. We willen niet storen, hij is
zo in zijn boek verzonken. Onder aan het huis staat, dat er huisjes verkocht
worden. Deze blijken achter het huis van de boekenlezer te staan. We gaan
kijken. Van de huisjes blijkt alleen de buitenkant nog te staan. De muren zijn
stevig, maar de binnenkant is een puinhoop. Om deze huisjes bewoonbaar te maken,
zal er veel geklust moeten worden. Daar heb ik geen zin in, ik wil ook niet elk
jaar naar dat huisje moeten, omdat dat je eigendom is.
“Hoe duur zijn
de huisjes, mijnheer”, vraag ik aan de oude man. Hij kijkt van zijn boek op.
“Ze zijn niet
van mij, maar ik denk dat ze 20.000 euro kosten”, zegt hij, “mijn huis heb ik
enkele jaren geleden voor 40.000 euro gekocht”.
“Ik ben in
Portugal geboren, maar ik heb mijn levenlang in de Verenigde Staten gewoond, als
schrijver van studieboeken. Na mijn pensionering wilde ik graag weer in Portugal
wonen en toen liep ik tegen dit goedkope huis aan”, vervolgt hij.
“Weet u
misschien of hier ook huurhuizen beschikbaar zijn”, vraag ik aan de man.
“Kijk eens hier
schuin tegenover”, zegt de man, “Er zitten Duitsers en misschien weten zij
meer”.
“Er wonen in
dit dorp veel buitenlanders”, vervolgt de man, “Het is hier een internationale
gemeenschap geworden met een Oostenrijker en twee Belgen”.
We bedanken de
man en lopen voor het mooie witte kerkje een klein paadje naar links in. Daar
staan drie huizen achter elkaar, het achterste huis is bewoond en ziet er heel
opgeknapt uit. Bij het huis rechts horen we mensen, die zijn duidelijk bezig met
het huis. Op het moment dat we er na toe lopen, steekt een man zijn hoofd naar
buiten. Hij blijkt een Duitser te zijn en we maken een praatje met hem. Dan
steek een charmante vrouw haar hoofd om de hoek. Margriet legt uit, dat we een
huis zoeken, dat we enige tijd kunnen huren. De vrouw zegt:
“Kom even
binnen, dan kunnen jullie zien hoe ons huis er uit ziet”.
De vrouw laat ons het huis
zien en vertelt, dat ze het met een ander gezin gekocht hebben. Maar ze werken
in het onderwijs in Noord Duitsland, dus ze kunnen alleen in de reguliere
schoolvakanties hier zitten. Op mijn vraag of we het huis in de toekomst buiten
de schoolvakanties kunnen huren, reageert de Duitse vrouw enthousiast. Dat zou
ze graag willen, want de kosten van de verbouwing zijn toch al zo groot. Maar
het huis is pas over twee jaar volledig klaar. Dat vinden we geen probleem, ik
kan mij nu toch nog niet voor langere tijd vrijmaken. We wisselen
persoonsgegevens uit en email adressen. Enthousiast nemen we afscheid van de
Duitsers om onze route te vervolgen.
Dan gaan we
verder op stap. Even voorbij het dorp gaan we via een smal pad langs de steile
helling omhoog. Binnen anderhalf uur staan we boven op de hoogvlakte. We konden
tot nu toe zonder problemen het pad lopen. Het laatste deel van het pad blijkt
weer modderig te zijn, maar om dan terug te keren is niet zinvol. Het is ook
niet meer gevaarlijk, er bestaat hier geen risico dat we de peilloze diepte in
schuiven. Ongeveer 4 uur later komen we in Ponta Delgada aan. Ik bel de
taxichauffeur op, die ons eergisteren van Faja Grande naar de auto in Lajedo had
gebracht. Binnen een half uur is hij er, hij brengt ons terug naar onze auto in
Faja Grande. Als afsluiting van de geslaagde tocht maak ik een foto van
Margriet, die op de meest westelijke plek van Europa twee ijsjes koopt met
euro’s.
Op de ochtend voor ons
vertrek terug met het vliegtuig naar Horta leveren we de huurauto in. De baas
van Braga & Braga vraagt:
“Hoeveel dagen
heeft u de auto gebruikt?”.
Hij heeft dus niets
geregistreerd. Wij zijn eerlijk en melden, dat we 6 dagen de auto hebben
gebruikt.
“Wat dom, dat u
toch nog een verzekering heeft afgesloten, er gebeurt hier toch helemaal niets”.
Nu is het de
beurt voor mij om mijn schouders op te halen. Maar de man weet ons toch nog te
helpen. We hoeven voor de huur nog maar 25 euro per dag te betalen, met de
verzekering van 12,50 per dag komen we dan op 37,50 euro per dag uit. Vrolijk
fluitend loop ik terug naar het hotel om onze bagage te halen, we hebben het
eiland toch goedkoop en goed gezien met onze gele wolf. Het volgende avontuur
lacht ons tegemoet, het eiland Pico en misschien ook nog het eiland Sao Jorge.
Sao Jorge
We lopen nu in het knusse
stadje Velas, dat aan de zuidwestkust van het eiland Sao Jorge ligt.
Gisterochtend zijn we hier met de boot van Transmacor aangekomen vanaf Sao Roque,
dat op de noordkust van het eiland Pico ligt. Op Pico beleefden we twee
fantastische dagen. Op de eerste dag maakten we een tocht van 4 uur op zee om
Walvissen te zien. Dat leverde de potvis een baleinwalvis en twee soorten
dolfijnen op. Op de tweede dag beklommen we de vulkaan Pico. We liepen vanaf
ongeveer 1100 meter omhoog naar de kraterrand op 2250 meter. Een forse klim,
maar we deden dat in 3 uur. El pequeno, het kleine topje aan de oostkant van de
krater beklommen we maar voor de helft. De westhelling van dit topje was uiterst
moeilijk te beklimmen door rollende stenen. Achteraf bleek, dat we de oostkant
hadden moeten pakken.
In Velas maken
we het stadse leven mee in een dorp met maar 2000 inwoners. Toch zijn er een
aantal restaurants, cafés en terrasjes. Ondanks het kleine aantal inwoners is
het plaatsje sfeervol en gezellig.
“Mm”, zegt
Margriet, “Hier zou ik ook wel enige tijd willen zijn”.
“Ja, het bevalt
mij hier ook wel”, antwoord ik.
“En het
hotelletje is zo fijn”, zegt Margriet.
Ja, dat hotel
was inderdaad een gouden greep. Toen we gisteren aan land kwamen vonden we
binnen 5 minuten Residencia Neto. In onze Duitstalige gids werd het geroemd door
de lezers. Het hotel lag met zijn rug naar de haven en de entree was in een
straatje, waaraan twee van de beste restaurants van het stadje lagen. Onze kamer
aan de achterkant keek uit op de haven. In ons bed konden we ’s nachts de
golfslag in de haven horen, als wel het gezang van de Kuhl’s
pijlstaartstormvogels die continu “elle-elle-eeeh-elle-elle-eeeh” zongen. Deze
bijzondere stormvogel hebben we ook op Flores en Pico gezien en gehoord, maar
hier is het ’s avonds en ’s nachts een koor van zingende vogels. Omdat de
afzonderlijke individuen op verschillende toonhoogten en met verschillende
uithalen zingen, is het ook een kakofonie. De Kuhl’s pijlstaartstormvogel is een
bedreigde (onder)soort, Calonectris diamodea borealis (Portugese naam:
cagarro), 75 % van de wereldpopulatie komt voor op de Azoren. Margriet is
inmiddels verliefd geworden op deze vogel, ze kan er uren naar luisteren.
“Als we hier
nou een kamer of appartement konden vinden”, zegt Margriet. Inmiddels hebben we
plaats genomen op het terras van café restaurant Acor. We kijken uit op een mooi
betegeld pleintje met een witte kerk.
Vandaag willen we een
wandeling maken vanaf een van de toppen op de bergrug naar Velas. Na het ontbijt
in ons hotel hebben we de rugzakjes gepakt en naar het grote plein met de kerk
gelopen. Er staat een taxi op het plein. Die zou ons naar de Pico de
Caldareinhos kunnen brengen, het startpunt van onze lijnwandeling.
“Zijn jullie
toeristen”, vraagt de chauffeur tijdens onze rit omhoog, “Hoe lang zijn jullie
hier al?”
“We zijn hier
sinds gistermorgen”, zeg ik.
“Ik heb
goedkope woningen om te slapen”, zegt hij, “Ik heb een klein appartementje, 5
grote appartementen en een boerderij in de bergen”.
“Ja”, zegt
Margriet, “we zoeken wel iets. Maar niet voor nu. Voor over een jaar of twee
gedurende een maand of meer”.
“Als het buiten
het hoofdseizoen is, kan ik het ook goedkoop aanbieden”, zegt de chauffeur.
Ondertussen is
de chauffeur een bergweggetje opgereden. De mistflarden verschijnen, het zicht
wordt minder. Zullen we wel uitzichten hebben op onze wandeling over de kam? Ik
betwijfel het, maar ik weer dat de wolken en de blauwe gaten in de hemel op de
Azoren elkaar soms snel afwisselen.
“We denken er
over na”, zeg ik.
“Ik kan jullie
ook later op de dag het appartement laten zien, evenals de boerderij”, zegt hij
en hij geeft ons zijn kaartje met zijn telefoonnummer.
Het is guur buiten. Het
zicht is beperkt, we zijn afgezet op een kruising van een doorgaande weg dwars
door eiland en een halfverharde weg die in de lengterichting van het eiland door
de bergen loopt. De halfverharde weg loopt beurtelings aan de zuidzijde of de
noordzijde van de kam, die ontstaan is uit verschillende vulkaanuitbarstingen.
In onze Duitstalige reisgids stond, dat we afwisselend uitzichten naar het
zuiden (op de vulkaan Pico op dat eiland) en naar het noorden (op het eiland
Graciosa) zouden hebben. Maar we zien alleen de weg, omzoomd door
hortensiastruiken en daarachter een eindeloze witte ruimte. We lopen verder in
de hoop, dat het zwerk straks plotseling opentrekt. Dat gebeurde soms in het
binnenland van Flores, toen we de meren bezochten. Na een tijdje verandert de
vochtige lucht in neerslag. We moeten helaas onze regenjacks aandoen om niet
drijfnat te worden.
De onverharde
weg wordt opeens een asfaltweg. Dan begint hij te kronkelen. Na enige tijd komen
we bij een kruising uit. Dan trekken de wolken uiteen en zien we een klein
stukje blauwe lucht. Op een uitzichtpunt zien we opeens Velas liggen, het stadje
ligt 200 meter onder ons! We zien het grote pleintje met de kerk en het terras
en ons hotel aan de haven. Het haventje en het kerkje worden fel verlicht door
de eerste zonnestralen. Snel dalen we via een steil betonnen pad af in de
mediterrane sferen.
Nadat ik mijn elektronische
post op de computer in de bibliotheek heb opgehaald, zijn we naar het
natuurzwembad aan de zuidkant van Velas gegaan. Het was enige uren mooi, zonnig
en warm geweest. Maar nu worden we weer weggejaagd door een plotseling opkomende
regenbui. Op weg naar ons hotel besluiten we de taxichauffeur te bellen. Ja,
over een kwartier heeft hij tijd voor ons. Tien minuten later komen we hem weer
tegen op het grote plein bij de kerk. We vragen of hij wel tijd voor ons heeft.
Ja, de tijd is nu geen probleem, hij wil ons ook de boerderij in het binnenland
laten zien.
Hij brengt ons
naar het appartement in Velas, dat tussen de het oude centrum en de supermarkt
ligt. Het appartement heeft een keukentje en 2 slaapkamers, met elk een bed. In
de grote slaapkamer staat een TV toestel en in de keuken een gasstel met 4
pitten en een grote koelkast. Er blijkt ook een wasmachine te zijn en het platje
boven op het huis, met uitzicht op het stadje en de zee, kan als droogruimte
worden gebruikt. Voor een paar dagen vraagt hij 25 euro per nacht, maar voor een
maand buiten het hoofdseizoen wil hij graag de huurprijs per dag verlagen. We
zijn beiden gecharmeerd van het appartementje, tien minuten van de haven en het
natuurzwembad in zee en maar drie minuten van de supermarkt.
Daarna brengt
zijn taxi ons naar zijn boerderij. Hij heeft dicht bij het vliegveld van Sao
Jorge een groot stuk land, waar hij een eenvoudig huis op gezet heeft. Tijdens
onze rondrit met de auto wijst hij ons verschillende fruitbomen aan.
“Het fruit van
het landgoed mogen jullie gebruiken, als jullie er zitten”, zegt hij.
We ontmoeten
een Nederlands stel, die op dat moment het huis gehuurd hebben. Zij zijn zeer
tevreden. Ook Margriet is onder de indruk en geeft aan, dat ze hier graag een
langere tijd wil zitten. Maar ik vind het veel te rustig. En je hebt een auto
nodig als je ergens naar toe wil. Ik houd meer van het stadse leven, zij wil het
liefst veel rust. Met een tevreden
gevoel rijden we terug naar Velas. In ieder geval is het appartement in Velas
interessant, maar dat huis op Flores is ook aantrekkelijk. Zullen we elk huis
een maand huren? Of toch maar een keuze maken? Voorlopig moet ik nog 2,5 jaar
werken voordat ik voor een langere tijd buiten Nederland kan wonen. Moet ik wel
uit Amsterdam om lekker te kunnen schrijven? Ik moet er nog eens goed over
nadenken. Het is wel inspirerend om een tijdje in een andere omgeving te zijn.
We moeten wel een evenwicht proberen te vinden tussen mijn behoefte aan “stads”
leven en de behoefte van "rust" bij Margriet.
-----------------
Dit reisverhaal kan ook gedownload worden als
worddocument.