door Fred Triep
"Gaan jullie maar met de kabelbaan naar beneden !". Rita en Willy protesteren niet. Ze zijn het gezanik van Arnout over het lange wachten op hen zat. Door hen zitten we qua looptijd dik boven de schema's van Tim Burford. Mij maakt dat niet uit, bij een bergtocht moet je nu eenmaal rekening houden met de zwakste schakel. Bovendien is bergwanndelen ook genieten van uitzichten en de tocht is tot nog toe schitterend. Paul zegt, dat hij ook met Willy en Rita meegaat. Hij vindt zijn conditie nog niet goed genoeg. Voor zijn vakantie moest hij hard werken voor zijn tentamens in Delft en we hebben de afgelopen dagen flink moeten afzien. Ik krijg het nu benauwd. Ik ben overgebleven met 3 fanatieke lopers, die 10 tot 15 jaar jonger zijn dan ik. Bovendien voel ik me nog steeds niet optimaal na het ongeluk in de Pyreneeën een paar weken terug en het daaropvolgend gebruik van antibiotica (zie het verhaal in de Bergvriend, augustus 1995). Ik ben bang, dat het met hen een prestatietocht over de kam van de Fágaras wordt, terwijl ik het woord "genieten" in mijn vaandel heb staan. De tocht met de kabelbaan hoeft niet vervelend te zijn, want eerst zullen we nog zeker een dag naar het Bilea meer moeten lopen en pas de dag daarna kunnen we dan naar de kabelbaan lopen. Mijn besluit is ook snel genomen, ik ga met Rita, Willy en Paul mee naar beneden. Drie dagen geleden zijn we uit Sibiu vertrokken om een tocht over de kammen van de Fagaras te maken. Met de trein zijn we naar Sebes Olt gegaan, vanwaar uit we naar de bergkam gelopen zijn. Met onze zware rugzakken, met daarin voor een paar dagen eten, zijn we door het vlakke land naar de bergkam gelopen. De Fagaras of Transsylvanische Alpen vormen het hoogste deel van de Roemeense Karpaten. De twee hoogste bergen van Roemenië, de Moldoveanu (2553) en de Negoiu (2535 m) liggen in dit deel van de Karpaten. In de middag zijn we begonnen met de klim omhoog. Dat was een behoorlijker klim, want we kwamen aan het einde van de dag op een zadel in de kam terecht. Doodmoe hebben we daar onze tenten opgezet. Vanaf het zadel lopen we over de kam, die hier van West naar Oost loopt. Het pad ligt boven de boomgrens, zodat ons uitzicht niet beperkt wordt door bomen. Maar in de ochtend verdwijnt het pad af en toe in de mistflarden, die van het Noorden over de kam kruipen. Even later hebben we weer mooie uitzichten over de dalen en zien we plotseling een hutje met een schaapsherder ervoor opdagen. We passeren ook enkele enge plekjes, waar je vanaf het pad zo de diepte inkijkt. Op één van die plekje staat een kruis. Hier is enige jaren geleden een Oostduitser naar beneden gevallen. Ik loop met kleine voorzichtige pasjes over dit stukje pad. Aan het einde van de middag dalen we van de kam af, om een geschikte kampeerplek te vinden. Dat plekje vinden we aan het Lacul Avrig (2011 m), een klein bergmeertje, dat ongeveer 300 meter onder de kam ligt.
De meeste Roemeense bergwandelaars maken gebruik van hutten, dat betekent regelmatig van de kan afdalen naar lagere hoogten. Toch wordt er in dit berggebied ook gekampeerd. Naast de plekken, waar tenten gestaan hebben, liggen grote hopen afval. In een kuil tussen twee van onze tenten liggen honderden lege blikjes bier. Het is duidelijk dat de cultuur om je afval mee te nemen hier nog moet ontstaan. In de tijd van het regime van Ceauscescu was het verblijf in de bergen een favoriete bezigheid voor de Roemenen. Het was de enige mogelijkheid om ongestoord net je vrienden te kunnen praten, zonder dat je bang hoefde te zijn dat je kritieken op het regime werden afgeluisterd. Die avond is het heerlijk rustig aan het bergmeer. Buiten onze drie tenten staat er alleen aan de overkant nog een tent. Als ik mij de volgende ochtend was in het ijskoude water van het bergmeer zie ik de tent van Martin, waarin ik geslapen heb, oplichten. De zon komt achter de tent over de bergrug heen en maakt de tent lichtgevend. Deze bergen en het meer bevallen mij. Onze derde wandeldag is bijzonder zwaar. We lopen dan over het pad tussen de bergtoppen Setbota (2331 m) en Negoui (2535 m), een stuk waarover Tim Burford schrijft dat het moeilijk is. Hij raadt de west- oostpassage af, als je een zware rugzak draagt, omdat het pad snel daalt (hij schrijft : "climbing down would be crazy"). Deze passage in de "Hiking guide to Romania" lees ik echter pas na de vakantie. Arnout heeft de hele tocht voorbereid en ik heb er te veel op vertrouwd, dat hij dat zorgvuldig zou doen. Het wordt een behoorlijke klauterpartij naar beneden en ik ben blij als het pad aan de overkant van de depressie weer te belopen valt.
We hebben een kwartier moeten wachten, totdat Rita en Willy aankomen. Het is op dit moment dat Arnout zijn uitval doet. Hij is tot nog toe gewend om allleen in de bergen te lopen en hij is niet sociaal genoeg om op langzamer lopende wandelaars te wachten. Dat hij met een groep op stap gaat heeft te maken met een ongeluk, dat hij vorig jaar opliep toen hij alleen de West Highland Way in Schotland liep: hij lag meer dan een etmaal met een gebroken been, voordat hij door mensen gevonden werd.
Nu er besloten is, de groep op te splitsen dalen we af naar Lacul Caltun, dat op 2147 m hoogte ligt. Ook de volgende dag zullen we het eerste deel nog gezamenlijk doen. In de middag zullen wij van de kam afdalen, terwijl Arnout, Martin en Richard het pad boven langs het Bilea meer zullen voortzetten. Over een paar dagen zien we elkaar dan weer terug in Sibiu, waar we in het huis van vrienden van Arnout kunnen slapen. Ondanks de splitsing is die avond samen plezierig. En de volgende dag leggen we eerst nog samen een bezoek af aan de EHBO hut van de bergreddingsdienst aan de andere kant van het meer, voordat wij onze tocht over de kam vervolgen. De snelle jongens houden zich in, want ze hoeven nog maar 3 uur samen met ons op te trekken. We lopen het pad af, dat van de kam zigzaggend naar beneden loopt. Ik voel mijn knieën al van het afdalen. Ik ben overigens wel blij, dat ik met Rita, Willy en Paul verder loop. We houden rekening met elkaar en het is een ontspannen tocht. Om twaalf uur vanmiddag hebben we voorlopig afscheid genomen van de anderen, die verder gaan over de kam. Het tweede deel van de vakantie, een voettocht door het Oekrains deel van de Karpaten, zullen we weer samen doen. Onder ons ligt het meer, waarin een berghut op een schiereilandje ligt. Het Bileameer ziet er mooi blauw uit. Tussen ons en de berghut zie ik nog een knots van een villa. Dat was de hut van Ceauscescu, waarin de "Held van de Karpaten" sliep, als hij in de bergen aan het jagen was. Hij staat er nu, in de zomer van 1994, verlaten bij. Er loopt een weg langs het meer, die rechts van ons een tunnel onder de kam ingaat. Het is één van de weinige verbindingsmogelijkheden tussen het gebied ten Noorden van de Fagaras en dat ten zuiden ervan.
We vinden een rustig kampeerplekje aan het water met uitzicht op de berghut. Die nacht slaap ik in de tent van Paul. Als ik de volgende ochtend uit de tent kijk zie ik om ons heen schapen. Een kudde passeert onze 2 tenten. Vandaag zullen we naar de kabelbaan lopen. De gemakkelijkste manier om bij de kabelbaan uit te komen is natuurlijk de weg naar beneden volgen, die uit de tunnelbuis komt. Maar lopen langs een weg is erg vervelend, dus plannen we op het gezicht - goede kaarten van het gebied zijn er niet- een route langs de helling aan de overzijde van het dal. We hebben vanaf onze kampeerplek een mooi paadje zien lopen. We pakken het paadje, dat we vanaf de tenten gezien hebben. Als we het gedurende een uur gevolgd hebben, blijkt het meer omhoog te gaan dan we dachten. We komen op een kam die dit dal scheidt van het dal erachter. Als we het pad over deze kam vervolgen, dan moeten we vanzelf bij de kabelbaan komen. We komen op een vlak deel van de kam. Het lijkt wel of men boven op de kam een voetbalveld aangelegd heeft. We zoeken naar het vervolg van het pad. Aan de rechterkant van het open terrein zien we een paadje omlaag g Zou dit het paadje naar de kabelbaan zijn ? We zijn al enige tijd aan het dal als we een man en een vrouw tegenkomen, die naar boven lopen. Ik kan me haast niet voorstellen, dat dit het pad naar de kabelbaan is. Het volgt niet de kam, maar duikt het dal in.We kunnen natuurlijk ook via dit dal naar de vlakte in het het Noorden komen, waar de spoorlijn loopt. De twee tegenliggers waarschuwen ons: "Dit is de verboden vallei van Ceaucescu". Dat. betekent, dat er gedurende tientallen jaren geen normale wandelaars gelopen hebben. Mogen wij er nu niet lopen? Dit blijkt de Arpasel vallei te zijn, waarover Tim Burford schrijft, dat de toegang ertoe niet toegestaan is. De tijden van het regime zijn echter voorbij. Zou men ons, "argeloze toeristen", iets maken? Als wij aangeven, dat wij graag deze vallei verder willen vervolgen, verliezen de man en vrouw hun waarschuwende toon. Ze vertellen ons, dat Ceaucescu hier zijn jachtpartijen hield. Met een helikopter werd hij vanuit zijn hut bij het meer naar de open plek op de kam gebracht. Andere mensen joegen het wild in de vallei omhoog en hij kon dan ongestoord het wild afschieten. Wat een beest. Onder in het dal lopen volgens de twee wandelaars geen paden, maar als we de stenen van de beek volgen komen we zeker lager in het dal terecht. De afdaling naar beneden blijkt pittig te zijn. Op sommige plekken moeten we voorzichtig over de stenen naar beneden klauteren. Zijn we echt verstandig geweest om de waarschuwingen van de wandelaars te negeren? Zij doen dit ook, alleen omhoog. Ook het volgen van de beek kost enige moeite. Maar gelukkig begint enkele honderden meters verderop in het dal een klein paadje, dat ons door de hoge struiken naar een bos leidt. ook daar komen we Roemenen tegen, die in een huisje slapen aan het pad. Zij hebben dat huisje gehuurd als vakantiehuisje. We worden hartelijk ontvangen door hen en we krijgen koffie. De rest van de dag lopen we over een keurig pad door het dal naar beneden. Het pad loopt door het bos en we kruisen regelmatig de beek. Niets herinnert ons er aan, dat dit jarenlang verboden gebied was. We hebben de kabelbaan gemist, maar we hebben toch een mooie tocht. Als we die avond na een lange wandeling op de vlakte uitkomen, zetten we onze tenten op naast een beekje. Morgen zullen we wel naar een dorp aan de spoorlijn zien te komen, om de trein naar Sibiu te kunnen nemen. We zijn moe, maar voldaan. Tijdens het koken van onze avondmaaltijd worden we overvallen door een Roemeense boerenfamilie, die hun boerenkar stilzetten langs de weg aan de andere kant van de beek. Ze komen ons even gezelschap houden. Ik waan me even in de Derde Wereld, hoewel de boerenvrouw me ook doet denken aan Ma Flodder, met al die slonzig geklede kinderen. En even duikt, ondanks al die aardige mensen die we eerder tegenkwamen, het wantrouwen op. Ik leg mijn waardevolle spullen in de tent en gooi de camera om mijn nek. Misschien is dat allemaal overdreven van mij. Zo snel als ze kwamen, zijn ze ook weer verdwenen. literatuurTim Burford Noes Lautier Fred Triep Fred Triep Links Recente informatie over wandelmogelijkheden worden gegeven op twee homepages over wandelen in Roemenië en met name de Fagaras, nl:
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een email: email: Fred Triep
|