door Fred Triep
De
afgelopen nacht heeft het gelukkig niet geregend, zodat onze spullen in de hut
met het rieten dak niet weer nat geworden zijn. Dat gebeurde wel de nacht er
voor. Na de jungletocht van gisteren, die we met zijn achten en twee begeleiders
maakten, zijn er nu nog maar drie toeristen overgebleven voor de tocht van deze
ochtend: Marjan, Claudy en ik. Even
na zeven uur komen Kumar en Raam ons ophalen. Evenals gisteren gaan zij vandaag
als begeleiders mee met de jungletocht. We lopen over het voetpaadje, dat ons
langs de bosrand naar de eerste dorpsstraat brengt. Dan lopen we door het
slaperige dorp Chitwan naar de kade langs de rivier. De rivier staat veel lager
dan gisteren, toen het waterpeil erg verhoogd was door de zware regen de nacht
daarvoor. Op de kade moeten we enkele minuten wachten op de roeier. Nadat de
roeier is gekomen, stappen we met zijn zessen in de kano die gemaakt is uit een
uitgeholde boom. Terwijl wij in de kano zitten, staat de roeier achter in de
kano. Hij boomt ons langzaam over de traag stromende rivier, gedurende drie
kwartier glijden we langzaam over de rivier. Regelmatig zien we watervogels
langskomen.
Op een plek langs de rivier, waar de oever wat lager is, stappen we uit de kano. Claudy was gisteren niet mee met de jungletocht, dus vertelt Kumar weer de regels waaraan we ons moeten houden tijdens de tocht. Mochten we per ongeluk een neushoorn verrassen, dan moeten we snel wegrennen en bij voorkeur in een klein boompje klimmen. Een neushoorn is wel snel, maar niet wendbaar. Als er geen bomen zijn, dan moeten we door zigzaggend te lopen proberen de neushoorn te ontwijken. Bij een confrontatie met een lippenbeer moeten we ons groot maken. Mocht deze beer gaan aanvallen, dan moeten we ons gezicht beschermen tegen de halen van zijn klauwen. Voor de verdediging tegen de beer hebben onze begeleiders twee stevige ronde stokken meegenomen We lopen enige tijd door de bosrand langs de rivier. Ik moet regelmatig bukken voor laaghangende takken. Her en der staan kapokbomen. Deze boom heeft in de afgelopen maanden gebloeid en produceert nu vruchten. Uit de vruchten, die opengesprongen zijn, komt een wolachtige substantie naar buiten. Ook zie ik mooie rode kevertjes op de takken. Het bladerdek van het bos is redelijk open. We zijn hier aan het einde van de droge tijd en pas in juni begint de moesson. De bui van gisteren was waarschijnlijk een voorproefje van wat er over een à twee maanden gaat gebeuren. We lopen nu door het metershoge olifantengras, het favoriete voedsel van de olifanten. Tegen de bosrand staat een olifant met zijn berijder te rusten. De berijder heeft een paraplu opgestoken tegen de felle zon. Op het water zien we ibissen. Boven
de rivier pakken zich zware wolken samen. We volgen nu een pad, dat op enige
afstand maar parallel aan de rivier terugloopt naar het dorp Chitwan. Het is
inmiddels smoorheet geworden. Gelukkig geven de bomen rondom het pad schaduw.
Even later horen we het gekrijs van apen, maar we zien ze niet. Gisteren heb ik
wel een aantal apen gezien, het bleken rhesusapen te zijn. De
donkere wolken beginnen nu echt loodzwart te worden. Zouden we een regenbui
krijgen? Onze begeleiders maken zich niet druk. We volgen het pad terug naar de
aanlegplaats van de kano’s, tegenover het dorp. We lopen weer door een open
vegetatie van olifantengras. Een loeiende wind steekt op en de grasstengels
zwiepen heen en weer. Het lijkt erop, dat we toch regen krijgen. Nogmaals loeit
de wind door het gras, ik voel een paar spatjes op mijn hoofd. Op eens staat er een neushoorn enige meters voor ons op het pad. Kumar is geschrokken en hij roept hard, dat we het pad terug moeten rennen. De neushoorn zistaat stil. Ik had graag een foto genomen, maar ik weet dat ik nu moet rennen. Ik ren over het pad door de vlakte met olifantengras en kijk niet achterom. Dat zou te veel tijd kosten. Nu maar hopen, dat hij ons niet inhaalt. Hij zag er heel onstuimig uit, met die opgezette platen. Ik probeer de geluiden op te vangen, die van achteren komen. Ik hoor niets. Ik loop even wat rustiger en kijk achterom. Het beest is nergens te zien. Ik vertraag mijn pas, maar Kumar roept dat we door moeten lopen. Ik versnel mijn draf en ik zie ook Claudy en Marjan weer hardlopen. Kumar rent ook, maar hij kijkt ook af en toe om. Geen beest te zien. We lopen wat door, maar nog steeds is het beest niet te zien. Ook Kumar gelooft nu, dat het gevaar geweken is. Kumar
vertelt ons, wat er waarschijnlijk mis gegaan is. Meestal horen neushoorns
mensen aankomen en dan verdwijnen ze rustig. Ze houden niet van een confrontatie
met mensen. Door het geloei van de wind heeft deze neushoorn ons niet gehoord.
Hij lag waarschijnlijk naast het pad en is door ons verrast. De angstige
neushoorn had toen nog maar de enige mogelijkheid over: afschrikking door een
aanvalspoging. Gelukkig is hij ons niet verder achterna gekomen. We
lopen weer langzaam het pad terug naar de rivier. Kumar slaat een paar keer met
zijn stok tegen het hoge gras. Hij hoopt daarmee de neushoorn te waarschuwen.
Het gaat nu echt regenen. We lopen het pad verder af, we komen weer door een
stukje bos. De neushoorn is nergens meer te zien. Het regenwater komt met bakken
naar beneden, het stormt, het bliksemt en de donderslagen volgen. Ik heb geen
regenjack bij me, ook de anderen niet. In deze periode, ruim voordat de moesson
begint, regent het volgens onze begeleiders in de ochtend nooit. We hadden een
dergelijke onweersbui niet verwacht. We
komen bij de rivier. Kumar gebaart ons onze wandelschoenen uit te doen. Op blote
voeten dalen we van de hoge oever af in de slikkige randen langs de rivier.
Claudy neemt als eerst een stap op het slik en meteen glijdt ze uit in de
modder. Onder de modder loopt ze verder. Wij zijn gewaarschuwd en daarom stappen
wij voorzichtig op de modder. Verder aan de waterkant staan nog twee andere
mensen in de regen te wachten op de kano. Er komen nu grote hoeveelheden water
naar beneden vallen. Ik ben drijfnat geworden. Hoe lang zouden we op die kano
van de overkant moeten wachten? Ik kan mij voorstellen, dat de roeiers aan de
overkant nu even wachten. Enige minuten gaan voorbij, zonder dat er een kano zichtbaar wordt. Kumar stelt voor dat we onder de bomen op de oever gaan wachten, daar hebben we minder last van de voortdurende regen. We lopen over de slikkige bodem terug. Onder de bomen valt er minder regen, maar echt helpen doet het niet. We wachten hier nog een kwartier. Kumar vertelt, wat hem onrustig maakt. In al die zeven jaren, dat hij voor Mother’s Nature werkt, heeft hij nog nooit in de ochtend zo’n bui gehad. Hij is bang, dat door de regenval de rivier zal stijgen. Een eventuele doorwaadactie wordt dan moeilijk. En als er geen kano meer komt, dan is door de rivier waden de enige oplossing om weer thuis te komen in ons kamp. Hij stelt voor, dat we nu gaan oversteken, voordat het te laat is. We stropen onze broekspijpen op en we lopen weer naar de oever van de rivier. Het regent nog steeds en geen van ons heeft nog droge kleren. Hoe diep zou het midden in de rivier zijn? Marjan geeft Claudy een hand en ik pak de andere hand van Claudy. Kumar en Raam gaan de rivier in. Marjan volgt de begeleiders en wij volgen haar. Het lopen door de rivier gaat moeizaam, omdat ik bij elke stap eerst door de modderige bodem van de rivier moet bewegen voordat ik de ondergrond voel. Het water stijgt tot boven de knieën. Bij een te sterke stroming wordt doorwaden van rivieren dan al riskant. Maar de stroom valt mee. Van Kumar en Raam hoor je niets. Het kost hen natuurlijk ook moeite, maar ze lopen rustig de stroomgeul door. Ook wij gaan één van de stroomgeulen in. Het water stijgt tot aan mijn kruis, ik hoop dat ik mijn geld en waardevolle papieren nog droog kan houden. Rustig lopen we verder, geen van ons drieën is totnogtoe omgevallen. We lopen de stroomgeul uit, misschien gaat het ons wel lukken. Verder op de rivier zie ik een olifant met een berijder de rivier over steken. Deze man heeft geen last van de regen: zijn paraplu beschermt hem tegen de regen en hij zit lekker droog op de olifant. We klauteren achter Kumar en Raam de oeverkant op. De regen begint minder te worden. Op de oever staan een groot aantal inwoners van het dorp te glimlachen: zij hebben duidelijk genoten van onze overtocht. Tijdens
onze terugtocht door naar ons kamp, wordt het zelfs droog.
De zon wil zelfs door de wolken heen gaan schijnen. In het kamp worden we
door de bezorgde medereizigers opgewacht. Maar inmiddels schijnt de zon weer. Enige uren later stappen we met droge kleren op een drietal olifanten, die met ons een tochtje gaan maken. Onze natte kleren hebben aan de waslijnen gehangen. Na een heerlijke douche zijn we zelf ook weer schoon en als we terugkomen van onze tocht op de olifanten, zullen ook onze natte kleren in die felle tropenzon weer gedroogd zijn. Mijn geld is nog nat, maar de komende uren zal ik toch niets hoeven te kopen. Op de stoelen in onze hut ligt het geld te drogen, zowel rupies, dollars als euros. Het ligt allemaal uitgespreid, zodat het tijdens het drogen niet aan elkaar zal gaan plakken. Ook mijn paspoort ligt, open op de eerste pagina’s, te drogen. De kleurstof uit de kaft van het paspoort kleurt de eerste bladen licht paars. Nu maar hopen, dat mijn paspoort een beetje toonbaar opdroogt, zodat ik kan blijven bewijzen dat ik ik ben.
Voor aanvullingen of reacties, stuur mij een email: email: Fred Triep
|